0%

Getemd Kapitaal in de 21ste Eeuw

Introductie

De economie van Nederland (en van bijna de gehele wereld) is kapitalistisch ingericht. In de meest fundamentele zin betekent dat dat kapitaal[1] een bijzondere voorkeurspositie heeft binnen ons economische bestel. Kapitaal is namelijk extreem mobiel, het schaalt fantastisch, het lijdt niet aan dezelfde coördinatieproblemen waaraan arbeid onderhevig is, en het profiteert het meest van onze diepgewortelde eigendomsbeginselen. Kapitaal zal zichzelf daarom altijd vermeerderen, tenzij er een externe catastrofe of interne herverdeling plaatsvindt.[2] Binnen ons economische systeem is het dus onvermijdelijk dat kapitaal een tendens naar absolute macht vertoont. Net als de vorsten van vroegmodern Europa proberen ook de grootbezitters steeds hun eigen positie te versterken en de samenleving naar eigen hand te zetten.

De lessen die Europa geleerd heeft van haar (grondwettelijke) confrontatie met de monarchie gaan ook deels op voor Europa’s nieuwe (economische) confrontatie met kapitaal. Door de geschiedenis heen heeft de radicale afwijzing van het koningshuis vaak verschrikkelijke gevolgen gehad.[3] Op diezelfde manier zou een radicale strijd tegen kapitaal enorm ontwrichtend zijn in het heden. Een veel succesvollere bestrijding van de excessen van de monarchie bleek het temmen van de vorst te zijn, bijvoorbeeld door een transitie te maken naar een constitutionele monarchie of een presidentschap.[4] Op diezelfde manier zou het temmen van kapitaal, met strenge regelgeving, ook nu een voortvarende oplossing kunnen bieden.

 

Het probleem: verwend kapitaal

Alle maatschappelijke krachten die te weinig tot de orde worden geroepen, beginnen vroeg of laat wangedrag te vertonen. Net als mensen zelf. De vorsten van weleer ondervonden te weinig grondwettelijke tegenstand en begonnen zich te misdragen. Sinds grofweg de jaren ’70 tot op heden hebben wij grootbezitters te veel hun gang laten gaan. Excessieve deregulering en extreme laissez faire-politiek vertegenwoordigden in feite de verwenning van kapitaal. Dat gebrek aan sturing en discipline heeft ook bij kapitaal geleid tot een zekere economische schofterigheid. Daarin kunnen we drie ontwikkelingen onderscheiden. Kapitaal is (1) lui, (2) ongeduldig en (3) asociaal geworden.

 

  1. “Lui” kapitaal

In enge zin betekent het Engelse woord rent natuurlijk “huur.” Maar in bredere zin verwijst rent ook naar alle verdienmodellen waarbij maatschappelijke of menselijke knelpunten worden geëxploiteerd zonder daar een productieve bijdrage tegenover te stellen.[5] De econoom Joseph Stiglitz stelde in 2012 dat ontwikkelde economieën steeds meer gekarakteriseerd worden door een zoektocht naar rent, oftewel rent-seeking.[6] In Nederland, en in bijna alle andere OECD-landen, is het grondgebied rondom hippe, internationale steden bij uitstek het object van rent-seeking. Tot en met het eind van vorige eeuw verstrekten onze banken vooral krediet aan ondernemingen en aan consumenten (bijvoorbeeld voor de aankoop van een auto). Maar sinds de late jaren ’90 verstrekken de banken verreweg het meeste krediet voor de koop van een huis.[7] Daarmee spelen de banken een sleutelrol bij de explosie van rent-seeking die we in de afgelopen halve eeuw hebben gezien. In plaats van werkelijke economische groei te creëren, profiteren zij volop van het maatschappelijke én menselijke knelpunt van aantrekkelijk woongebied.

Maar kapitaal is ook op een andere manier lui geworden. Sinds de Koude Oorlog is investering in fundamenteel onderzoek[8] drastisch afgenomen.[9] De reden daarvoor is simpel. Het is onaantrekkelijk om te investeren in projecten met een laag slagingspercentage. Projecten die bovendien weinig toepasbaar zijn of gevestigde belangen zelfs volledig kunnen verstoren. Tijdens de intense wetenschapswedloop van de Wereldoorlogen en de Koude Oorlog speelden overheden nog een belangrijke sturende rol in het financieren van fundamenteel onderzoek. We hebben de computer, de transistor, de ruimtevaart, de satelliet, en kernenergie te danken aan die periode.[10] Maar volgens de durfkapitalist Peter Thiel hebben we sinds grofweg 1970, op een paar uitzonderingen na, nauwelijks nog echt vernieuwende uitvindingen gezien.[11] Zolang er geen publieke sturing komt op het soort onderzoek dat we als samenleving belangrijk achten, zullen de grootste geldstromen blijven vloeien naar nutteloos maar lucratief onderzoek. “We wanted flying cars; instead we got 280 characters.”

Ten slotte is er nog de groeiende rol van overerving. De luiste methode van kapitaalvermeerdering is immers om simpelweg te wachten op het kapitaal van voorgaande generaties. Vanaf 1900 tot de jaren ’70 slonk het aandeel van geërfd vermogen in het totale vermogen in landen zoals Frankrijk, Zweden, Duitsland, Groot-Brittannië en de Verenigde Staten. Sinds de jaren ’70 is dat aandeel echter weer gestaag gegroeid.[12] Dat komt deels door het lage geboortecijfer in rijkere landen, deels door de komst van allerlei wettelijke constructies en uitzonderingen om de erfbelasting te omzeilen, en deels door de verlaging of afschaffing van de erfbelasting in een aantal OECD-landen.

 

  1. “Ongeduldig” kapitaal

Met de Grote Depressie in de jaren ’30 kwam er een eind aan de financiële en economische decadentie van de Roaring Twenties. In de Verenigde Staten moest de Glass-Steagall Act van 1932-33 wat meer gematigdheid brengen. De wet bracht een scheiding teweeg, binnen het bankwezen, tussen risicovolle speculatie en conservatievere investeringsstrategieën. Zo konden burgers spaargeld bij de bank houden zonder in gevaar te komen tijdens een volgende financiële crisis. Vanaf de jaren ’70 is de Glass-Steagall Act geleidelijk maar bewust afgebroken, totdat President Bill Clinton de wet formeel doodverklaarde in 1999. Vanaf dat moment zwichtten de kleinere, gespecialiseerde hypotheek- en spaarbanken voor de druk om mee te doen met de cowboypraktijken van de grote spelers. Het gevolg was de mondiale crisis van 2007-8, waarin ook veel pensioenfondsen hard geraakt werden. De nasleep van die crisis, waarin de meeste banken gered werden met belastinggelden, leek te bevestigen dat risicovolle beleggingen altijd lonen. Voor iedere toeschouwer werd duidelijk dat we leven in een systeem van “socialism for the rich, but rugged individualism for the poor.”

In de afwezigheid van een Glass-Steagall Act, en met de troefkaart van “too big to fail” op zak, zal kapitaal als vanzelfsprekend kiezen voor een kortetermijnstrategie van hoge risico’s en hoge winsten. Dat geldt net zo goed voor de Europese Unie als voor de Verenigde Staten. In 2012 verscheen het zogeheten Liikanen Rapport. Dit rapport was geschreven op aandringen van de Europese Commissie. De aanbeveling van Liikanen en zijn team was een strengere regulering van het bankwezen en een Glass-Steagall-achtige isolatie van verschillende soorten investeringsprofielen. In een reactie op het rapport noemde de Europese Bankenfederatie Liikanens conclusies “onnodig” en “onjuist.”[13] In 2017 maakte de Europese Commissie bekend dat zij alle bankhervormingen zou staken.[14] Daarmee konden de banken niet alleen hun voorliefde voor de meest risicovolle financiële producten behouden, maar ook hun verslaving aan het “snelle suiker” van hypotheekleningen.

 

  1. “Asociaal” kapitaal

Kapitaal is niet alleen luier en ongeduldiger geworden de afgelopen decennia, maar ook asocialer. Neem bijvoorbeeld de eerdergenoemde verslaving van kapitaal aan de vastgoedsector. Zo’n verdienmodel is niet alleen onproductief en roekeloos – het maakt ook de grote steden kapot. De grondprijzen worden enorm opgestuwd door de concurrentie tussen vermogende speculanten. Vooral de binnensteden van de meest aantrekkelijke woonplaatsen worden op deze manier volstrekt onbetaalbaar voor de gewone burger. Op lange termijn levert zo’n situatie een hoop onvrede, stress, armoede, en achteruitgang in cultureel kapitaal op bij de bevolking. Of neem, als tweede voorbeeld, de vervuiling die grote bedrijven veroorzaken doordat zij niet hoeven te betalen voor de schadelijke neveneffecten (de “externaliteiten”) van hun activiteiten. Het reduceren of verslechteren van publiek eigendom zou in een goedwerkend systeem moeten worden gecompenseerd door een proportionele heffing of vergoeding. Op dit moment is daar echter geen sprake van. Als derde voorbeeld kan men denken aan de beslissing in 2022 van de supermarktketen Ahold-Delhaize om de voedselprijzen verder te verhogen dan wat nodig zou zijn om de inflatie door te berekenen aan de klant (“graaiflatie”). Terwijl honderdduizenden Nederlanders onder de armoedegrens zakten na de coronaviruspandemie en de gierende inflatie van 2022, vierden de aandeelhouders van Ahold-Delhaize recordwinsten. Het feit dat het hier over voedsel ging, over een supermarktconcern met een marktaandeel van een kleine 40%, en over een jaar waarin de Europese bevolking al genoeg zorgen erbij kreeg, maakte dit een sprekend voorbeeld van de asociale excessen van kapitaal in eenentwintigste-eeuws Europa. Als vierde voorbeeld kan men denken aan de grootschalige belastingontduiking waaraan vooral de meest vermogenden zich schuldig maken. Het Openbaar Ministerie heeft onlangs vastgesteld dat de staatskas rond de 26 miljard euro is misgelopen door één specifieke fraudeconstructie. In 2021 stelde een groep prominente economen dat de belastingtactieken van de superrijken zo complex zijn geworden dat ze tot op heden grotendeels onder de radar zijn gebleven.[15] We moeten er daarom vanuit gaan dat de onthullingen van de Panama Papers van 2016 het topje van een gigantische ijsberg vormen.

Natuurlijk zijn al deze praktijken op zichzelf niet nieuw. Belastingontduiking en vervuiling zijn bijvoorbeeld van alle tijden. Wat wel nieuw is, is de schaal en het vernuft. Op universiteiten is fiscaal recht één van de populairste studierichtingen: een vak waarin studenten verfijnde methodes leren om belasting te ontduiken. Om een ander voorbeeld erbij te pakken: CEOs hebben altijd al meer verdiend dan een gemiddelde werknemer – en terecht, gegeven de grote verantwoordelijkheid die zij dragen. Maar de toename van 1460% in hun gemiddelde loon sinds 1978 staat op geen enkele manier in verhouding met hun werkelijke verdiensten.[16] We kunnen dit enkel toeschrijven aan hun ongeremde institutionele macht sinds de jaren ’70. Terwijl arbeiders in naoorlogs Europa nog aan tafel zaten in raden van bestuur, zijn hun belangen sinds de deregulering van de jaren ’70 en daarna niet meer vertegenwoordigd in de bedrijfstop. Daarmee kan deels de opmerkelijke divergentie verklaard worden, sinds de jaren ‘70, tussen een aanhoudende stagnatie van het gemiddelde loon en de onverminderde groei van de productiviteit van de werknemer.

 

De oplossingsrichting van DEMOS: getemd kapitaal

Vanuit een historisch oogpunt kunnen we ons huidige probleem met kapitaal zien als een tragische maar begrijpelijke denkfout. Na alle aanvaringen met despotische, hebzuchtige koningshuizen hebben wij lang aangenomen dat het grote gevaar alleen uit kon gaan van een almachtig gouvernementeel apparaat. Privébezit enerzijds en het maatschappelijk middenveld anderzijds moesten het tegenwicht gaan bieden. Maar de secularisatie holde dat maatschappelijk middenveld grotendeels uit; privébezit en marktwerking vulden het vacuüm. Sinds de deregulering van de jaren ’70 zijn we erachter gekomen dat onbegrensd, onomkaderd, soeverein kapitaal zich kan ontpoppen tot een nieuw maatschappelijk probleem.

Dit probleem behoeft een nieuwe “economische grondwet,” een nieuw “sociaaleconomisch contract.” De politiek moet zich gaan ontfermen over een gezonde macro-economische bekadering, waarbinnen gezond ondernomen kan worden. Hierbij kan worden gedacht aan de volgende oplossingsgebieden:

  • Rents moeten naar de publieke sector vloeien. Niet alleen omdat individuele rent-seeking op grote schaal economisch en maatschappelijk funest is. Ook omdat de onvermijdelijke knelpunten die tot grote winsten zouden kunnen leiden vrijwel allemaal berusten op collectieve of nationale verdiensten. Denk hierbij aan landsgrenzen en geografie, de aantrekkelijkheid van steden, de inhaalrace naar verduurzaming, etc. Als praktische maatregelen kan men denken aan een grondbelasting die correleert met grondprijsfluctuaties (d.w.z., als je grond in waarde daalt, betaal je minder belasting, of zelfs een negatieve belasting);[17] aan een hogere en op Europees niveau vastgestelde erfbelasting; aan een huurplafond zoals de inwoners van Berlijn ook afgedwongen hebben; of aan een progressieve belasting voor elk vastgoedobject bovenop de eerste.
  • Financiële stromen uit het bankwezen moeten teruggeleid worden naar de reële economie – naar ondernemingen, naar infrastructurele projecten, naar activa die burgers beter in staat stellen een economische bijdrage te leveren. De econoom Josh Ryan-Collins heeft erop gewezen dat centrale banken door de geschiedenis heen vaak hebben ingegrepen op het bancaire kredietbeleid. De overheden van naoorlogs Azië ontmoedigden de royale verstrekking van hypotheekkrediet. De overheden van naoorlogs Europa speelden een actieve investeerdersrol in het mkb, via staatsinvesteringsbanken (SIB’en).[18] Ook al weten we niet of de ongeëvenaarde economische groei van het Europa en Azië van toen veroorzaakt werd door dit activistische beleid, dan nog was zulke groei blijkbaar verenigbaar met zo’n beleid.
  • Er moet een grotere waardering komen voor “menselijk kapitaal” ten opzichte van “financieel kapitaal.” Na de pandemie werd voor een bedrijf als Schiphol pijnlijk duidelijk hoe belangrijk het is om een comfortabel reservoir aan enthousiaste, productieve en competente werknemers te hebben. Een actieve bijdrage aan de bedrijvigheid moet erkend en beloond worden. De degrowth-beweging mag dan misschien economisch onkundig zijn, op één vlak heeft zij volkomen gelijk: economische groei moet het geluk van de mens dienen, en niet andersom. Daarom moet de belasting op inkomen uit arbeid omlaag. Daarnaast moet de Europese Unie een wereldwijde inspanning leveren om belastingparadijzen op te heffen. Belastingparadijzen zijn over het algemeen kleine, machteloze landen, en alle rijke landen hebben te winnen bij een oplossing van dit probleem. Wortel en stok zouden dus beide effectief moeten zijn. Via internationaal overleg, en met cajole and coercion, zouden deze toevluchtsoorden voor fraudeurs een prioriteit van de Europese buitenlandse agenda moeten worden. Er bestaat brede steun onder de bevolking voor zo’n herwaardering van inkomen uit arbeid ten opzichte van vermogenswinst.[19]
  • Externaliteiten moeten fair beprijsd worden. Er zijn recentelijk al enkele goede stappen in deze richting gezet. Vooral de aanscherping van het ETS-systeem, waarmee vervuiling buiten de EU beter wordt verdisconteerd, is een prijzenswaardig initiatief. De vraag blijft of die verdiscontering niet op hetzelfde uitdraait als de carbon credits, die uiteindelijk veel te goedkoop waren. Een internationaal panel aan klimaatwetenschappers zou moeten worden geraadpleegd om de totale kosten van vervuiling zo accuraat mogelijk te berekenen. Daarnaast is het onredelijk dat bijvoorbeeld de aanleg van snel- en spoorwegen die vooral door het handelsverkeer gebruikt worden (bijvoorbeeld tussen West- en Oost-Europa), bekostigd worden met publieke gelden. En dat terwijl de bedrijven die het meest van die infrastructuur profiteren telkens hun hoofdkwartier vestigen in het land met het laagste belastingtarief. Er moet een manier worden gevonden om de rekening voor de “commerciële slijtage” van die verkeersaders neer te leggen bij de verantwoordelijke bedrijven.

Uiteraard moet een onrechtvaardige of ontwrichtende stapeling van maatregelen voorkomen worden. De bovenstaande lijst is slechts een schets van een potentieel instrumentarium. Het is nog geen concreet programma. Door middel van welke concrete wetsinstrumenten, en met welke politieke spin, de bovenstaande visie verwezenlijkt zou moeten worden, ligt buiten de reikwijdte van deze paper. De gedetailleerde uitwerking moet daarom nader worden uitgezocht.

 

Conclusie

Vanaf de jaren ’70 heeft het gros van de OECD-landen er bewust voor gekozen om kapitaal volledig haar gang te laten gaan. Vrijheid betekende anomie. Het enige echte gevaar schuilde, zo dacht men, in een oppermachtige overheid. In de afgelopen decennia heeft die aanpak geleid tot een veelvoud aan misstanden. De dynamische motor van de wereldwelvaart die kapitaal eens was, is verworden tot een nieuwe maatschappelijke dreiging. De vroege jaren ’70 waren daarbij een duidelijk kantelpunt. Vanaf dat moment heeft speculatie op vastgoed een enorme vlucht genomen; is ons bankwezen op gevaarlijke wijze gedereguleerd; is investering in fundamenteel onderzoek gekelderd; zijn de salarissen van CEOs vervijftienvoudigd; stagneerden de overige lonen; is welvaart in toenemende mate een erfrecht geworden; en is de ongelijkheid in de Westerse wereld geëxplodeerd. Er zijn twee beroemde historische voorbeelden die de tweesprong illustreren die wij hebben bereikt. Enerzijds laat de geschiedenis van de Late Romeinse Republiek – in de eerste eeuw v.Chr. – zien hoe fout het kan aflopen als de vermogende elite niet bereid is om onterechte toe-eigeningen terug te draaien. Anderzijds laat de geschiedenis van de Verenigde Staten tijdens de zogeheten Progressive Era – in het begin van de twintigste eeuw – zien dat het tij ook geweldloos kan keren, door aanhoudende politieke druk van onderaf. Welk pad wij kiezen, en of we erin slagen gezamenlijk een nieuw “sociaaleconomisch contract” te ondertekenen, ligt aan ons.

 

literatuurlijst

[1] D.w.z., bezit dat ingezet wordt om meer bezit te verwerven.

[2] Thomas Piketty, Capital in the Twenty-First Century, vertaald door Arthur Goldhammer (Cambridge, MA: Harvard University Press, 2014).

[3] De klassieke analyse van die geschiedenis is nog steeds Theda Skocpol, States and Social Revolutions: A Comparative Analysis of France, Russia and China (Cambridge: Cambridge University Press, 1979).

[4] Harvey C. Mansfield, Taming the Prince: The Ambivalence of Modern Executive Power (Londen: Free Press, 1989).

[5] Men kan daarbij denken aan de hoge tol die de Denen konden heffen aan de Sont, of de exploitatie van oases door Arabische krijgsheren, of de contributies die de middeleeuwse gildes eisten om een beroep uit te kunnen oefenen binnen de stadsmuren.

[6] Joseph E. Stiglitz, The Price of Inequality: How Today’s Divided Society Endangers Our Future (New York & Londen: 2012), hoofdstuk 2.

[7] Ò. Jordà et al., “Macrofinancial history and the new business cycle facts,” NBER Macroeconomics Annual, Vol. 31 (2016), pp. 213-63.

[8] D.w.z., onderzoek met het doel om een theorie of paradigma in de wetenschap beter te doorgronden of te falsifiëren, in plaats van de bestaande wetenschappelijk opvattingen toe te passen in een nieuwe context.

[9] Benjamin M. Hogan et al., “No crops without seeds: the risks in declining support for fundamental research,” Nature: Cardiovascular Research, Vol. 2 (2023), pp. 193-95.

[10] David Reynolds, “Science, technology, and the Cold War,” in: Melvyn P. Leffler & Odd Arne Westad (reds.), The Cambridge History of the Cold War (Cambridge: Cambridge University Press, 2010), pp. 378-99.

[11] Tom Simonite, “Technology stalled in 1970,” interview met Peter Thiel, in: MIT Technology Review (2014). Zie ook Tyler Cowen, The Great Stagnation: How America Ate All the Low-Hanging Fruit of Modern History, Got Sick, and Will (Eventually) Feel Better (Londen: Penguin, 2011).

[12] Facundo Alvaredo et al., “On the share of inheritance in aggregate wealth: Europe and the USA, 1900-2010,” Economica, Vol. 84 (2017), pp. 239-60.

[13] EBF, “The European Banking Federation’s answer to the Consultation by the Liikanen high-level expert group…” (2012), pp. 4, 15.

[14] Alison Burns, “Too-big-to-regulate: the EU’s bank structural reform proposal failed,” Finance Watch (2017). Geraadpleegd op 22 juni 2023.

[15] John Guyton et al., “Tax evasion at the top of the income distribution: theory and evidence,” NBER Working Paper Series (2021).

[16] Josh Bivens & Jori Kandra, “CEO pay has skyrocketed 1,460% since 1978,” Economic Policy Institute (2022). Geraadpleegd op 23 juni 2023.

[17] Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening Hugo de Jonge heeft onlangs het taboe op de regulering van de grondprijs doorbroken. Het is echter nog de vraag of zijn uitspraak zich vertaalt naar doortastend beleid.

[18] Josh Ryan-Collins, Why Can’t You Afford a Home? (Cambridge: Polity Press, 2019), pp. 98-107

[19] Asher van der Schelde, “Verschuiving belastingdruk van arbeid naar vermogen,” Binnenlands Bestuur (2022). Geraadpleegd op 23 juni 2023.